Lotus-brieven
Adriaan Morriën

Op 12 Januari 1957 schrijft Lotus Schipper (1933-1965) vanuit Poitier: ‘Je moest een weten wat een hartstochtelijke en ook zeer platonische brieven je mij schrijft. Ik haal ze bijna dagelijks uit de bus voor ik naar college ga. Doe een handschoen uit om de enveloppe met mijn vinger te open te scheuren, trek hem weer aan, steek de straat over en lees, glunderend je brief. Ik bots nooit tegen iemand op, iedereen gaat zeker voor mij opzij’.

Deze brieven aan Lotus werden geschreven door de schrijver Adriaan Morriën (1912) en vormen een ‘verslag van een betovering’.

Een schrijver, getrouwd en vader van twee dochters, maakt kennis met een twintig jaar jongere studente. Hij schrijft haar brieven die er geen twijfel over laten bestaan hoezeer hij haar verschijning en persoonlijkheid  indruk op hem hebben gemaakt. Deze brieven, die anderhalf jaar beslaan, geven een beeld niet alleen van de gevoelens die hij voor haar koestert, maar ook van zijn literaire werkzaamheden, zijn reizen, zijn gezinsleven en het algemene klimaat van die tijd.